Parotitis – bof of andere diagnose?
Als verwekker van virale parotitis (een ontsteking van de oorspeekselklier) is uiteraard het bofvirus een mogelijke verwekker. Er zijn echter meer virussen die een vergelijkbaar beeld kunnen geven, zoals de parainfluenzavirus, het influenzavirus, enterovirus en Epstein-Barrvirus.
In een gevaccineerde populatie komen de andere verwekkers als oorzaak veel vaker voor dan het bofvirus. Met name de para-influenzavirussen worden nogal eens vastgesteld. Vraag aan de huisarts is om laagdrempelig en vroegtijdig diagnostiek in te zetten bij een parotitis. De verdenking bof leidt namelijk vaak tot onrust in de omgeving van de patiënt, terwijl dit achteraf onnodig blijkt.
Tevens is de bof alleen een meldingsplichtige ziekte als deze door laboratoriumonderzoek bevestigd is of als er <4 weken geleden contact is geweest met een persoon bij wie de bofinfectie is vastgesteld. De LCI-richtlijn bof is te vinden op de website van het RIVM of de RIVM LCI-richtlijnen app.
Diagnostiek naar het bofvirus kan in de eerste week na ontstaan van de klachten middels PCR op een uitstrijk van wangslijmvlies of speeksel, waarbij naar zowel het bofvirus als de andere virale verwekkers kan worden gekeken. Want ook als er een andere verwekker wordt vastgesteld is er meteen duidelijkheid voor zowel patiënt als de omgeving. Ook in urine kan in de eerste week het bofvirus met PCR worden aangetoond.
Indien de klachten >1 week bestaan, is het virus zelf niet meer aantoonbaar en kan de infectie dus niet meer met PCR worden vastgesteld. Er kan dan serologie verricht worden, maar bij een gevaccineerde patiënt is het vaak lastig om op een enkelvoudig serum onderscheid te maken tussen antistoffen door eerdere vaccinatie en een nieuwe infectie. Er is daarvoor vaak een vervolgserum enkele weken later nodig. Hierdoor is er dus langer onduidelijkheid en onrust over de diagnose, wat door diagnostiek in een vroeg stadium van de ziekte voorkomen kan worden.
De huisarts kan bij parotitis met bovenstaande werkwijze een duidelijke diagnose stellen en de patiënt goede informatie geven over diagnose en de consequenties.